Homeopathische geneesmiddelen worden meestal van natuurlijke producten en stoffen gemaakt.

Zij kunnen van minerale, plantaardige of dierlijke oorsprong zijn. Ook worden zogenaamde nosoden gebruikt, homeopathische middelen gemaakt van ziekteproducten, zoals bijvoorbeeld tuberculoseweefsel of pus (etter).

Wat homeopathische middelen onderscheidt van andere natuurlijke geneesmiddelen is dat ze gepotentieerd zijn. Potentiëren is een proces van verdunnen en schudden. Hahnemann ontdekte dat bij het proces van het verdunnen en schudden de geneeskrachtige werking niet afnam, maar juist toenam! Zelfs bij verdunningen waarin theoretisch geen moleculen meer aanwezig kunnen zijn. Het woord potentiëren geeft dan ook aan dat er een potentie (geneeskracht) uit de stof wordt vrijgemaakt

Potentiëren heeft als ander voordeel dat stoffen die in stoffelijke dosering giftig zijn, bijvoorbeeld arsenicum, kwik en lood, geen vergiftigingsverschijnselen meer geven maar juist een krachtig geneesmiddel worden. Ook inerte stoffen (stoffen die normaliter geen geneeskracht hebben), bijvoorbeeld kwarts (silicea) en sommige planten, kunnen na potentiëring een bijzonder krachtig geneesmiddel worden.

Een homeopathisch middel kan gegeven worden in de vorm van druppels, korrels of tabletten.